Boom en Islam
In het islamitische paradijs groeien twee bomen: een boom die net zoveel bladeren heeft als er mensen zijn en een boom die beschutting geeft aan mensen die overleden zijn. Wanneer de bladeren van de eerste boom afvallen, raapt de doodsengel Israfil ze op en haalt de mensen op aarde die moeten sterven, want op elk blaadje staat de naam van een mens.
In de Koran (het heilige boek van de moslems) staat geschreven dat er een nieuw paradijs zal komen met lommerrijke bomen en lekkere vruchten voor diegenen die een vroom leven hebben geleid.
In de Koran komt men vaker bomen tegen. In bijzondere rol daarbij speelt de dadelpalm. De gezante van Allah zei over deze boom:’ O Aísa, in een huis waarin geen dadels te vinden zijn, moeten de mensen honger lijden….’en ’ wie iedere ochtend zeven dadels eet, is overdag immuun tegen vergif of toverij .’
In de Koran wordt de dadelpalm genoemd als één van de gaven van Allah:
‘Zo zou de mens zijn voedsel moeten zien. Kijk, wij vergoten het water in overvloed. Dan spleten wij de aarde op wonderbaarlijke wijze en lieten graan, druiven, oliebomen, palmen en dichtbeplante tuinen met fruit en voedergras als verzorging voor jullie en jullie vee groeien. ‘
De dadelpalm is de boom die de Arabieren al lang kennen. Het is de boom, waaronder Maria - volgens de woorden van Allah - Jezus baarde:
‘En de weeën van de geboorte dreven haar naar de stam van een dadelpalm. Zij riep: O, was ik maar eerder gestorven en helemaal vergeten! Toen riep Jezus:
Wees niet verdrietig, want de Heer heeft een beekje laten stromen. Schud de stam van de palm in jouw richting, dan zullen verse, rijpe dadels naar beneden vallen. Eet, drink en laat het je goed gaan!’
De dadelpalm is de gezegende boom die in de Koran op 20 plaatsen genoemd wordt. De profeet Mohammed zei: ‘De Adschaw (dadelpalm) stamt uit het paradijs en geneest vergiftigingen.’
De belangrijkste verbouwingsgebieden van de dadelpalm liggen in islamitische landen: Saudi - Arabië, Irak, Iran, Egypte, Soedan, Tunesië, Algerië en Syrië. Allah zei ook: ’Op aarde liggen dicht bij elkaar streken en tuinen met druivenstruiken, graanvelden en dadelpalmen die op enkele of dubbele stammen vanuit één wortel groeien. Zij worden allemaal met het zelfde water begoten en toch laten we de één meer vruchten dragen dan de ander. ….’
‘Hij is het die water uit de hemel stuurt waarmee wij alle soorten van planten laten groeien: graan, dadelpalmen met hun neerhangende vruchttrossen, bessen, olijven en granaatappels….’
De gezante van Allah vroeg:’
‘Onder de boomsoorten is er één boom wiens bladeren niet afvallen als gelijkenis met de moslem. Om welke boom gaat het?’
Na een poosje antwoordde de verlegen Abdullah:’
‘Ik denk dat het om een dadelpalm gaat, maar ik schaamde mij om het te zeggen.’
De mensen vroegen:
‘ Is het waar? Zeg ons, gezante van Allah, om welke boom gaat het?’
Hij antwoordde:
‘Abdullah heeft gelijk, het is de dadelpalm.’
In de islamitische wereld spreekt men niet over heilige maar over gezegende bomen. Eén daarvan is een moerbeiboom met brede takken bij het mausoleum van de soefi-mysticus Bakhautdin Naqshband (1318-1389) buiten de hoofdstad Boechara van Oezbekistan. Bij een bron daar in de buurt wrijven pelgrims geneeskrachtig water over hun ogen en hangen zij stroken katoen in de boom. Het zijn offergaven ter verhoring van hun gebeden. Vrouwen die zwanger willen worden kruipen driemal onder een boomstronk door die voor het mausoleum staat. Deze boom zou door Naqshband zelf geplant zijn.
Volgens een legende zag de vader van Mohammed in een droom voor diens geboorte een boom achter zijn zoon groeien. Deze groeide omhoog naar de hemel tot zijn top het overweldigende licht bereikte. De meeste moslems vatten deze legende op als symbool voor het licht van de Islam, door Mohammed op aarde verspreid.
Belangrijk is ook de olijfboom, waarvan het volgende gezegd wordt:
‘Hij toonde mij de zuivere rivier van het levenswater, helder als kristal, voortkomend uit de troon van God en het Lam. In het midden van de weg en aan de overkant van de rivier groeide de levensboom die iedere maand twaalf manden vol vruchten droeg. En de bladeren van deze boom dienden der genezing van het volk.’