Boom en Kelten

keltisch boommotief

 

De Kelten hadden een bijzondere relatie met bomen. Wie een beschermde boom kapte, zou gauw dood gaan.

De meest heilige boom van de Kelten was de eik. Iedere eik was bezield door een fee en daardoor een belangrijke geluksbrenger. Van het Keltische woord dair voor eik is het woord druïde afgeleid. Een keer per jaar klommen de druïden (Keltische profetische priesters) in witte gewaden gekleed, op hun heilige eiken om met hun gouden sikkels de eikenmaretak af te snijden want die was het meest heilig. De vallende takken ving men op in witte doeken en verdeelde deze dan onder het volk. Hiervan over gebleven is de traditie om met kerst de kamer met maretakken te versieren.

Alles wat op eiken groeide, was in Keltische ogen heilig en een bewijs dat God deze boom had uitgekozen.

Vanuit de Kaspische Zee trokken Keltische stammen in westelijke richting naar West - Europa, in oostelijke richting naar India en Perzië. Hun verhalen, mythen en liederen gaven zij mondeling door want het geschreven woord kenden zij niet. Wat wij van hen weten, komt voort uit de geschriften van Romeinse geschiedschrijvers, zoals Plinius en Maximus van Tyrus.

De Kelten vereerden hun oppergod Dagda in een eikenboom. Dragda was de God van het goede en de seizoenen. Hij was de vader van godin Brigid, de hoogste van alle godinnen, die ook in bomen werd vereerd.

De andere heilige boom was de taxus. Hij mocht nooit gekapt worden. godin Bridgid

De Kelten planten bij hun woning vaak een linde om daarmee hun gezin en de dorpsgemeenschap te beschermen. Onder de dorpslinde vergaderden de schepenen, sprak men recht en werd er gedanst tijdens feestelijkheden. Maar de linde diende ook als schandpaal een galg.

In sommige linden verstopten zich ’s nachts trompetspelende heksen die voorbijgangers besprongen. Het was dus oppassen geblazen wanneer men er ’s nachts op pad ging, want wie wilde er ’door de mare bereden worden?’

Op de laatste zondag van april werd de meiboom geplaatst. Hiermee gaf men uitdrukking aan zijn vreugde over het ontkiemende groen door rond deze boom te dansen en te spelen.

Elke boom was verbonden met een bepaalde maand van het jaar. Het Keltische jaar begon op 1 november met het Samheinfeest, de dag waarop men de doden ging eren. Volgens een andere opvatting begon het nieuwe jaar op 25 december, het feest van het licht en wedergeboorte van de zon.

 

De Kelten noemden het heilige bos nemeton. Het Keltische woord nem betekent hemel. Nemeton was een deel van de hemel op aarde waar de druïden hun geheime ceremoniën uitvoerden.

Caesar beschrijft hoe in de silva carmuta (bossen in Gallië) ieder jaar de druïden bij elkaar kwamen. Sommige bossen waren heilig, b.v. het Zwarte Woud, gewijd aan de godin Dea Adnoba en de bossen in de Ardennen, het rijk van Arduinna, godin van de ever.

Er wordt verteld  dat een dal bij Parijs, omgeven door dichte bossen, toevluchtsoord voor boze geesten zou zijn.

Vele heilige bomen van de Kelten werden later gekerstend en aan de Heilige Maagd Maria of andere heiligen gewijd. Keltische natuurgoden werden tot demonen of tot christelijke heiligen verklaard. Hiervan kan men nog steeds sporen in de Bretagne ( het Keltische Armorica) ontdekken. Vele heiligen die ziektes kunnen genezen zijn eigenlijk oude bron -en bosgoden. De douna, het diepe, donkere bos van vroeger, is zo goed als verdwenen. Toch leeft hij voort in Bretonse legenden als Toverbos van Brocéliande.  De Britten, op de vlucht uit hun land, brachten sagen rond Koning Arthur en zijn Ronde Tafel mee . Een rest van het toverbos bestaat nog steeds in het bos van Painpont met plaatsnamen als ‘Fontaine de Jouvence’( verjongingsbron), ‘butte aux plaintes’(klaagheuvel) en ‘Val sans retour’(dal zonder terugkeer).

King Arthur en zijn Ronde Tafel

 

Bosmens Merlijn

Merlijn was bard (zanger), magiër, helderziende en adviseur aan de zijde van koning Arthuur. Hij had hem advies gegeven bij de inrichting van de Ronde Tafel en dapper tegen de barbaarse indringers uit de Bretagne gevochten. Gek geworden na de dood van zijn broers en omdat hij genoeg had van menselijk gezelschap, trok hij zich terug in het Bos van Brocéliande in Bretagne. Daar zou hij volgens de legende in een incestueuze relatie met de tovervrouw Viviane, zijn zus, geleefd hebben. Hij voorspelde het toekomstige ongeluk van de Bretonen en gebruikte hiervoor bomen: berken en appelbomen, waarmee feeën sterfelijken naar hun wereld lokken. Merlijn en Viviane

Nog belangrijker was de pijnboom (grove den) bij de bron van Barenton. Het was de woonplek van Viviane, die over magische krachten beschikte. Zij kon het laten regenen en met het water uit de bron gekte genezen zoals zij Merlijn van zijn gekte bevrijd heeft. De bron van Barenton is door de eeuwen heen heidens gebleven ondanks processieoptochten in tijden van hongersnood.

De pijnboom van Barenton werd door Merlijn op sjamanistische (m.b.v. toverformules) wijze beklommen. Op zijn top bereikte hij het hoogste weten. Sindsdien woonde hij in de boom. Hier ontving hij het vermogen van helderziendheid, onzichtbaarheid, de macht over de elementen, het vermogen om de taal der dieren en orakelbomen te verstaan, het vermogen te kunnen genezen en uit de dood op te wekken, het vermogen om bronnen op te sporen, wezens en objecten te laten verschijnen, die eigenlijk niet bestaan, het plantenrijk te beïnvloeden en de kunst van het vliegen.

De pijnboom van Barenton is al lang verdwenen, maar er leeft nog steeds de Heilige Boom van Merlijn in de stad Carmarthen in Wales. Het is slechts een zuil van cement met enkele zwarte takken van een oude eik, maar wordt in ere gehouden want Merlijn heeft voorspeld dat ongeluk over de stad zal komen wanneer de zuil verplaatst wordt of verdwijnt.

 

Startpagina