Kerstboom
De kerstboom is niet meer weg te denken uit onze huiskamers in december. Het is meestal een fijnspar, blauwspar, Noorse of Servische spar met of zonder kluit of geteeld in een pot. Wie veel geld wil uitgeven, kan ook een edelspar in huis halen. Wij versieren deze boom met elektrische of echte kaarsen, gekleurde ballen, engelenhaar, sterretjes, figuurtjes van hout enz. om het gebrek aan licht buiten door licht binnenshuis te compenseren.
Kerstbomen komen in Nederland niet uit het bos, maar worden speciaal geteeld. De laatste jaren worden ook steeds meer kunstkerstbomen gekocht en opgetuigd.
Zijn oorsprong heeft de kerstboom in het middeleeuwse kerstspel dat met name in de kerken van de Elzas opgevoerd werd. Daaraan vooraf ging het paradijsspel waarin getoond werd hoe door Adam en Eva de zonde in de wereld kwam. Bij dit spel hoorde de zogenaamde paradijsboom (of Adamsboom) die met appels en ouwel versierd was. Later kwamen daar noten, gebak en snoepgoed bij.
In de 16e en 17e eeuw duikt de paradijsboom ook buiten de kerken op tijdens kerstvieringen van gilden en broederschappen. Volgens schriftelijke overlevering werd de eerste met kaarsen versierde kerstboom 1611 in het kasteel van hertogin Dorothea Sybille van Silezie geplaatst.
Godsverering in bomen
Oorspronkelijk is de boom als symbool van godsverering helemaal niet verbonden met de geboorte van Jezus. In bijna alle culturen werden bomen op de een of andere manier vereerd.
Dennen speelden een belangrijke rol bij de verering van Astarte, godin in het Assyrische rijk. Naast haar altaren werden sparren geplant. Soms werden hiervoor ook palmbomen gebruikt, maar de voorkeur ging uit naar de spar die met haar piramideachtige vorm naar het rijk der goden wees.
In het oude Babylon versierde men bomen met voorwerpen die zon, maan en sterren symboliseerden.
In het oude Egypte stond de palmboom centraal als representatie van de boomgod Osiris.
In een Indiase cultus vereerde men rond 25 december de geboorte van de lichtgod.
In het oude Rome vereerde men de den
als boom van de god Baal-Berith (heer van de den).
Later vierde men het feest Saturnalia, ter ere van
Saturnus. Men gaf elkaar cadeautjes en liet de slaven tijdelijk vrij. Een latere
cultus vierde op 26 december Natalis Solis Invicti,
de geboorte van de onoverwinnelijke zonnegod Apollo. De Romeinse keizer Constantijn I
behoorde tot deze cultus, todat hij zich in 312 na een mystieke ervaring op het
slagveld tot het christendom bekeerde. Hij zag een kruis en hoorde een stem die
zei:"Dit is het teken van je overwinning." Hij bepaalde dat kerstmis
in het Romeinse Rijk op 25 december gevierd diende te worden, het feest van
Apollo. De heidense elementen bleven dus bewaard. In 354 vierden de christelijke
Romeinen voor het eerst kerstmis. Het was niet de historische datum van de
geboorte van Christus, maar paste wel goed bij de gewoontes van het Romeinse
volk.
De lichtboom als symbool van de winterzonnewende
Ten noorden van de Alpen vierde men vanaf 21 december het Germaanse Joelfeest. Met veel geschreeuw en vuur verjaagde men de kwade geesten. De huizen werden met groenblijvende takken versierd. Het waren vruchtbaarheidssymbolen.
De Kelten hingen o.a. dode vogels in hun offerbomen.
In Nederland hing men vroeger sparrenboompjes hoog in de mast van een uitvarend schip om daarmee uitdrukking te geven aan de hoop met kerst weer thuis te zijn.
Sinds de Middeleeuwen werd midwinter gevierd met het binnenhalen van takken die men daar tot bloeien bracht (Barbaratakken). Zij zorgden voor bescherming tegen het kwaad en stimuleerden vruchtbaarheid. Later versierde men de huizen met groenblijvende takken van hulst, den, spar, taxus, buxus en laurier. In Silezie en de Elzas hing men koekjes en fruit in de bomen of versierde deze met kaarsen.
Het waren nog geen kaarsen zoals wij die kennen, maar met olie gevulde walnootdoppen.
In 1509 verschijnt van de hand van de schilder Lucas Cranach de Oudere een kopergravure met een versierde dennenboom.
In 1605 wordt uit Straatsburg bericht dat er in een huiskamer een dennenboom geplaatst en met gekleurd papier, appels en gouden sterren behangen was. Op de markt werden hulst -en taxustakken zoals buxuskransen verkocht.
De wintertak was in feite de voorloper van onze kerstboom.
De mensen in de Elzas hadden al in de 16e eeuw de gewoonte om in de kersttijd kleine sparrenbomen op hun pleinen en in hun huizen op te zetten. Zij haalden deze boompjes uit het bos en wel in zo groten getale dat het jonge bomenbestand ernstig aangetast werd. De stadsvaders moesten uiteindelijk een verbod uitvaardigen.
In Nederland verscheen de versierde kerstboom voor het eerst rond 1850 in zondagsscholen en vrijzinnig protestantse gezinnen, terwijl hij door katholieke kringen tot de Tweede Wereldoorlog als heidens afgewezen werd.
De Pruisische koning Frederik de Grote bericht in 1755 over dennenboompjes waaraan zijn ouders gouden aardappels hadden gehangen 'om de kinderen een idee te geven van de paradijsappels.'
De stralende kerstboom is symbool voor het opnieuw ontwaken van de natuur. Eén van de eerste beschrijvingen van een versierde, geurende en glanzende kerstboom vinden we bij "Die Leiden des jungen Werther" von Goethe (1774).
Op een schilderij uit 1601 zien we St.Christophorus naast een boom waaraan appel en gebak hangen, waar het Christuskind naar grijpt.
In Zweden kende men reeds de
lichtboom, een houten geraamte dat een boom voorstelde. Op zijn takken werden
kaarsen geplaatst. Van hieruit ontstond de driearmige kandelaar die in Zweden
overal wordt ontstoken.
In 1841 liet de Engelse Prins Albert, echtgenoot van Koningin Victoria, een grote sparrenboom naar Duits voorbeeld optuigen. Dit was het begin van een nieuw kerstritueel, eerst voor de adel, later ook voor gewone burgers.
In de 19e eeuw protesteerde het Vaticaan tegen de invoering van dit 'heidens' gebruik.
In 1866 werd de eerste gietijzeren kerstboomstandaard gepatenteerd.
In 1882 wordt vermeld dat men in USA een kerstboom elektrisch verlicht heeft.
In 1891 wordt de eerste kerstboom voor het Witte Huis opgesteld.
Vanaf 1900 vinden we overal in de christelijke wereld, bij de gezinnen en in openbare gebouwen, versierde en verlichte kerstbomen. Het heidense symbool wordt nu gecombineerd met de christelijke kerststal.
Symboliek
De christelijke symbool kleuren voor advent en kerstmis zijn groen en rood. Groen symboliseert de hoop op nieuw leven naar de koude, donkere winter, terwijl rood aan het bloed van Christus herinnert die ons van onze zonden verlost heeft.
De groene tak houdt het kwaad op een afstand.
Volgens voorchristelijk geloof hadden
kaarsen
de functie om overledenen te helpen
in midwinternachten de weg naar huis te vinden. Ook werd het overwinnen van de
donkerste tijd van het jaar met vuren gevierd. Daarmee wilde men de terugkeer
van de zon bezweren. Warmte en licht zijn zinnebeeld van licht en leven en
voor alle levensprocessen op aarde noodzakelijk.
De appel is het christelijkesymbool voor vruchtbaarheid, maar ook voor de zonde die Adam en Evan in de wereld gebracht hebben. Hij is de vrucht der verzoeking, die aan de boom der kennis van goed en kwaad groeit. In de Middeleeuwen werden voor sommige kerken zogenaamde met appels versierde paradijsbomen (sparren) opgesteld.
Waarschijnlijk hebben kerstboomversieringen zoals lametta en andere glimmende voorwerpen te maken met de kostbare geschenken van de Heilige Drie Koningen.