Magische takken
Toverstaf
De toverstaf is het symbool van de magische macht, waarmee de druïden over de krachten der natuur heersten. Volgens de Keltische overlevering konden zij door de aanraking met de toverstaf een mens in een vogel of een wild varken veranderen.
Het Franse woord baguette betekent staf en is afgeleid van bak uit de Indo-europese stamtaal. In het Latijn werd het baculus of baculum, in het Grieks baktrom.
De toverstaf is meestal een kleine stok, een tak van een boom, die als staf van de feeën recht moest zijn. De staf die leven geeft of verandert vinden wij in Griekenland in de handen van Demeter, godin van de oogst. Met het slaan van de staf op de aarde wilde zij de vruchtbaarheid bevorderen door de onderaardse machten te stimuleren. Het zelfde vermogen bezat de tovenares Kirke, die Odysseus en zijn kameraden in varkens veranderde.
De meester van de toverstaf is Hermes (Lat. Merkuur), zoon van Zeus en Maia. Zijn grote rivaal was Apollo, god van de zon. Hij was tegen Hermes niet opgewassen, omdat Hermes veel slimmer was dan hij. Net geboren, speelde deze al op een lier die van het pantser van een schildpad vervaardigd was. Apollo was zo betoverd dat hij zijn gevoelens van jalousie vergat. Hermes gaf hem de lier cadeau, waarop Apollo hem zijn augurenstaf schonk. Die moest hem voor alle gevaren beschermen en hem helpen, besluiten in woorden en daden om te zetten.
Caduceus
De Olympische goden vonden de slimme verleider Hermes geweldig, en zelfs godin Hera, die de buitenechtelijke kinderen van haar echtgenoot Zeus haatte, sloot hem in haar hart. Zeus maakte zijn zoon Hermes tot zijn koerier, gaf hem de ronde hoed van reizigers, de petasos, en gouden, gevleugelde sandalen waardoor Hermes de snelheid van de wind kon bereiken. Tenslotte werd zijn staf met witte strikken omwonden, die in slangen veranderden. Zo ontstond de caduceus, het symbool van macht.
De caduceus, een eenvoudige staf waar zich in tegenovergestelde richting twee slangen omheen winden, is een oud symbool. Hij werd al op een schaal van Goedeas, een Soemerische koning, afgebeeld als symbool van de schepping. Hermes scheidt de twee slangen die tegen elkaar strijden. De één symboliseert de positieve, de andere de negatieve energie van de oerchaos. De staf dient als middenas en zorgt voor evenwicht tussen de twee krachten.
De caduceus tooit zich met twee vleugels wanneer Hermes als koerier van de goden bezig is. Hermes wordt ook gezien als de uitvinder van het vuur dat hij produceert door snel en krachtig de caduceus op een stuk zacht hout te heen en weer te wrijven. Dit vuur werd later door Prometheus geroofd. De staf van Hermes bezat ook de macht, mensen in slaap te brengen en weer wakker te maken. Men noemde hem daarom ook ‘heer van de dromen’.
Tenslotte beschikte de caduceus over geneeskracht en werd daardoor attribuut van Asklepios (Lat.Aesculapius), god van de geneeskunde. Zijn naam betekent ‘de oneindig goede’. De zieken werden in de Asklepeia opgenomen om daar de nacht door te brengen. In hun dromen verscheen de god met een orakelspreuk die door de priesters, de Asklepiaden, geïnterpreteerd werd.
Bij de Romeinen is Merkuur het spiegelbeeld van de Griekse Hermes.
Wichelroede en heksenbezem
Verwant met de caduceus is de toverstaf van feeën en de wichelroede waarmee verborgen schatten en water in de grond opgespoord kunnen worden. De wichelroede is een vorkachtige tak, meestal van de hazelaar, die bij de Kelten en Germanen reeds voor magische doeleinden gebruikt werd. Deze houtsoort is het beste instaat om golven op te vangen die van metaal of water in de grond uitgezonden worden.
Hetzelfde geldt ook voor de staf van Mozes die aan de voeten van de Farao in een slang veranderde, een andere keer door op een rots te slaan, water produceerde.
Met een bezem die van heel dunne takken vervaardigd was, werden heiligdommen gereinigd. De Sjamanen gebruikten hiervoor berkentakken. In Zuid-Europa maakte men bezems van bezembremtakken (Sarothamnus soparius) of heide. Maar deze bezem was niet opgewassen tegen de donkere machten.
Hij kon ook gebruikt worden door heksen, om naar de heksensabbat te vliegen. Bepaalde uitgroeisels van korte en dichte takken op coniferen en fruitbomen die door een schimmel veroorzaakt worden, noemen we ‘heksenbezems’.
Deze hadden altijd al een magische betekenis. Wanneer je een heksenbezem op één van de bomen in je tuin hebt, pas dan op! Het kwaad ligt op de loer!
De toverbezem speelt ook een rol in de bekende ballade van Goethe ‘Der Zauberlehrling’( de tovenaarsleerling). Daarin spreekt een onervaren tovenaarsleerling een toverformule uit, waardoor de bezem tot leven komt. Dit kan hij niet ongedaan maken, omdat hij de formule hiervoor niet kent.
Al deze stokken, bezems, takken en roeden hebben magische eigenschappen omdat zij van een heilige bomen afkomstig zijn.