Oerbossen in Duitsland

 

Vroeger was Centraal- Europa voor het grootste gedeelte bedekt met dichte loofbossen. Beuk, eik en linden speelden hierbij een belangrijke rol. Het waren zogenaamde oerbossen, bossen waar de mens nauwelijks ingreep, hooguit om er wat hout voor dagelijks gebruik te halen ( hutten en vuur), paddestoelen te zoeken, bessen en beukennootjes te verzamelen en wilde beesten te jagen. Voor de rest mocht het bos leven en sterven zonder dat de mens ingreep. In deze bossen groeiden boomreuzen van 50 m hoog en leefden beesten zoals de wisent, beren, vossen, wilde katten en wolven waar men bang voor was. De wolf in sprookjes legt hiervan getuigenis af. Het bos was nuttig en vooral eng. Er leefden bosgeesten, trollen,heksen en ook rovers die zich in dicht struikgewas verstopten om regelmatig dorpen te overvallen en te beroven.

Resten van deze oerbossen zijn in Duitsland, Polen, Engeland, Wit-Rusland, Rusland, Roemenië en Finland te vinden. Het zijn tegenwoordig beschermde Nationaalparks die gekoesterd worden. Een daarvan is het

 

Nationaalpark Hainich

Hainich ligt in het westen van Thüringen ( 7.610 ha) in het grootste samenhangende loofboomgebied van de BRD (16.000 ha).

Doordat het bos voor een deel tijdens de laatste 50 jaar verboden militair gebied was, kon zich de vegetatiehier ongestoord ontwikkelen. Het gaat om een gemengd bos met rode beuken, essen, elsbessen, esdoorns, linden e.a. Het is dus een loofboomparadijs.Twee keer per jaar kan men genieten van de kleurenpracht van het bos. De ‘Indian summer’ begint in oktober en kleurt het bos geel, oranje, rood, gouden en roestbruin.

Het andere kleurenwonder speelt zich in het voorjaar af. Onder de nog kale takken van de beuken bloeien in februari al het roze peperboompje (Daphne mezereum) en het witte lenteklokje (Leucojum vernum), in maart het blauwe leverbloempje (Hepatica transsylvanica), de geelster (Gagea pratensis), de witte bosanemoon (Anemone nemorosa) en de purperrode voorjaarshelmbloem (Corydalis solida) of ook vogeltje-op-de-kruk genoemd. In april volgen het gele speenkruid (Ranunculus ficaria) en de violette bosviooltjes (Viola reichenbachiana). In mei bloeien het witte lievevrouwebedstro (Gallium odoratum), lelietjes van Dalen (convallaria majalis) en daslook (Allium ursinum). Daarna lopen de beukenbladeren uit en het wordt donker in het bos.

Typerend voor de ecosystemen van beukenbossen is de rijke kruidvegetatie. Tot nu toe werden 726 verschillende soorten ontdekt, vooral op voedselrijke schelpkalkbodems zoals in het Nationaalpark Hainich. In de beukenbossen op zure, voedselarme bodems zoals in Nederland en de Eifel vind je er veel minder.

 

Bijzonder is ook dat in het Hainich-bos nog de boskat leeft. Boskatten zijn groter en sterker dan huiskatten. Hun vacht is zwartgrijs tot geelgrijs en dwarsgestreept. De ruige staart heeft donkere ringen en is aan het einde zwart. Nog voordat de Romeinen de Nubische kat over de Alpen naar Midden-Europa brachten, slopen boskatten door de oerwouden van Germanië. Eeuwenlang werd zij achtervolgd en gejaagd zodat slechts enkele dieren konden overleven. Ongeveer 20 tot 30 boskatten leven in Hainich, steeds op zoek naar muizen, vogels, kikkers, vissen en konijnen.                                     boskat

boshelmbloem        everbloempje

 

       

Het bos is ook een paradijs voor vleermuizen. 12 soorten zeilen ’s nachts door het bos, waaronder de zeldzame tweekleurenvleermuis. Daarnaast leven hier 165 vogelsoorten, onder wie de zeldzame zwarte ooievaar en vele spechtsoorten.

tweekleurenvleermuis

 

Filosofie van de bosbewoners:

‘In een bos waar oude en stervende bomen gevuld zijn met kevers en larven, daar hebben wij het goed.’

 

Een tweede oerwoud-restant is het

 

Nationaalpark Kellerbos

in het Rheinische Schiefergebirge aan het Edermeer in Hessen, waar eeuwenoude beuken en eiken groeien. Men zegt dat sommige van deze trolachtige boomreuzen dwergen, kobolden en elfen zouden beheerbergen. Hier heerst een mediterraan klimaat zodat je als ondergroei planten vindt die eigenlijk alleen in het Middellandse Zeegebied thuis zijn zoals de Witte Engbloem (Vincetoxicum hirundinaria), verfbrem (Genista tinctoria) en verfkamille (Anthemis tinctoria). paarse engbloem

 

verfbrem    verfkamille

 

 

 

 

De beuk wordt ook ‘Moeder van het bos’genoemd. Het is een loofboom die in Duitsland het meest voorkomt. De beuk kan tot 50 m hoog en 300 jaar oud worden. In tegenstelling tot andere bomen groeit zij ook op hoge leeftijd nog verder. Zij heeft het hoogtepunt van haar leven bereikt als zij 140 jaar oud is.

 

Hoe ouder bomen worden, hoe waardevoller zij zijn voor het ecosysteem van het bos. Zij bieden een onderkomen voor o.a. spechten, uilen en duiven. Het dode hout van beuken is voedingsbodem voor mossen, korstmossen, zwammen, bosinsecten, bosplanten en jonge boompjes.

zwarte ooievaar

 

Het oerbos verschilt qua uiterlijk, leeftijdsstructuur en samenstel van soorten sterk van het cultuurbos. Het Kellerbos is als oerbos behouden gebleven omdat het vroeger diende als jachtgebied voor de Waldecker vorsten. Er kon zich een oerbosachtig ecosysteem met zeer oude bomen ontwikkelen. Vele kellerwald-beuken groeiden al in de tijd van Napoleon. 37% van de beuken zijn ouder dan 140 jaar.

 

 

 

 

 

Startpagina