Herfstelijk
De uitgevlamde bomen gloeien na
in avondnevels, die ze langzaam doden.
Ik wandel eenzaam door verkommerd lover
mijn schuldbedrukte heimwee achterna.
Vervreemd zie ik de boeren 't ritueel
van zaden werpen toegewijd voltooien
en meisjes diepgebogen knollen rooien
op velden voor de troosteloze Peel.
Ik ben geïsoleerd in dit verband
van namelozen in hun trouw aan 't leven.
Weemoedig peins ik, zonder streven,
en zwerf absurd door mijn geboorteland.
Ik zoek de vrede van mijn vóórbestaan
en in de plantenbedden van moerassen,
met boomskeletten in de grijze plassen
zou ik verzinken willen en vergaan.
Frans Babylon
(Uit de Beste Brabantse Gedichten)