Winterlicht
glanzen bomen als zilveren kaarsen,
terwijl op alle paden ligt
bevroren spoor van winterlaarzen.
Rijp bedekt de berkentwijgen,
geluidloos treurend in de kou.
En sparren die hun kruinen neigen
Alsof een koning komen zou.
Je adem verstart tot eeuwig ijs,
die geen zonnestraal ontdooit.
Het is een lange winterreis.
Maar wennen, nee, dat doet het nooit.
Stilte omhult je gevoel en gedachten
in januari, maand van het wachten
op lentebloesem en gezang.
Maar wees niet bang!
De hazelaar voelt al zijn sap ontwaken,
de eerste katjes zijn in zicht.
Nog ligt rijp op alle daken
en bomen in het winterlicht.
Brigit